dinsdag

Grimbert Rost van Tonningen

Tijdens de Tweede Wereldoorlog hebben de nazi’s Joden gebrandmerkt als ware het beesten. Ze hebben hen alle waardigheid afgenomen als waren het mensen die geen bestaansrecht hebben – untermenschen, het laagste van het laagste: inferieur.

Op 4 mei gedenken wij in eerste instantie hen die slachtoffer zijn geworden van dit geweld. Maar dat gedenken heeft een bredere invulling gekregen. Ook slachtoffers van andere oorlogen en missies worden herdacht. Die andere invulling is noodzakelijk, het geven van een thema is noodzakelijk. Het belang van nooit meer oorlog, het belang van het thema vrijheid is zo groot, dat het voor ons menselijke perspectief nodig is om de herdenking te actualiseren.

Volgens het comité Culemborg en Oranje past de uitnodiging aan Grimbert Rost van Tonningen bij het herdenken in deze tijd. Het is 70 jaar geleden, het is tijd om verder te gaan.

Toch is niet een ieder blij met de keuze om Rost van Tonningen te laten spreken. Onder hen velen die zich als tweede, of derde generatie gekrenkt voelen door de uitnodiging: een zoon, een kleindochter, de Rabijn Raph Evers (1954) die het zelfs leedroof noemt. Om daar vervolgens zeer –in het licht van de gebeurtenis bezien- subtiel aan toe te voegen: ,,Laten we die twee minuten stilte alsjeblieft zuiver houden”.

Omdat het van een ontstellend belang is, dat nooit meer iemand een mens veroordeelt vanwege zijn afkomst. En omdat dit nu toch juist de les is die wij moeten leren uit WO II, moet Grimbert Rost van Tonningen de ruimte krijgen om zijn verhaal te doen.

Vond ik.

Tot ik een stem hoorde.

Krakend. Piepend. Zacht, maar niet gebroken. Een stem nauwelijks hoorbaar tussen al stemmen die haar overschreeuwen. Een stem die zegt dat ze hem niets kwalijk neemt – Grimbert Rost van Tonningen. Maar dat zijn naam zoveel losmaakt, dat ze dit jaar, voor het eerst, niet naar Culemborg gaat. En dat dit ook niet echt erg is, maar jammer, dat wel.

Die krakende, piepende stem, is de stem van een bijna gewezen generatie. En zolang die stem nog leeft, gelden op 4 mei andere wetten. Niet een tweede generatie, niet een derde, niet een Rabijn en niet de zoon van NSB’ers mag het slachtofferschap claimen. Niemand mag zeggen dat het leed van de een groter is dan het leed van de ander.

Behalve die stem. Maar juist zij, zij doet het niet.

En daarom moeten wij het doen. Op 4 mei is haar stem superieur, zo lang zij leeft. Wij zijn het moreel aan haar verplicht dat niemand anders dan zij bepaalt wanneer de tijd de wonden heeft geheeld.

Of de tijd de wond ooit nog zal kunnen helen.